KUNST Afleiding bij het schaken “While all artists are not chess players, all chess players are artists.” – Marcel Duchamp Tekst Bas Kamps Hier zijn twee mensen aan het schaken. Natuurlijk. Ze spelen met de klok. Op de achtergrond kunstwerken. Moderne kunst. Ze lijken beide een zet te willen doen, hij met de rechterhand, zij met haar linker. Wellicht zijn ze aan het vluggeren. Een normale situatie zo op het eerste gezicht. Het mens aan de rechterkant lijkt geen oog te hebben voor het opvallende. Zijn strakke blik is geconcentreerd op het bord gericht, zoals dat hoort bij schakers. Die laten zich niet afleiden, die hebben hun focus op het bord en de stukken, die kijken niet op of om, die horen geen geluiden in de omgeving, die concentreren zich. Een brandalarm, een explosie, niets kan de concentratie verstoren. De schakersconcentratie is nooit mooier verwoord dan door Sylvia Hubers die wel doorhad dat ze geen aandacht van haar man, onze voormalige clubgenoot Marius Jaspers, kon krijgen als deze zich aan het schaken zette. Manlief schaakt Manlief schaakt tussen honderd meneren die zich het zweet van het voorhoofd vegen. In vergaande staat van verovering plukt wit weer een stuk van het bord. Met mijn drie blote borsten zou ik hier nog geen aandacht weten te trekken. Met bier in mijn hand ga ik bij de vrouwen zitten die ook - even - naar hun schaakman hebben gekeken. Vrouwen die mannen niet begrijpen: dat is heel gewoon en gezellig Sylvia Hubers 2004 40 HWP Haarlem Jaarboek 2021/2022 (Dit gedicht is – mede op initiatief van Adrie Pancras - reeds in 21 talen - inclusief Gebarentaal en Esperanto - vertaald, en in zes streektalen/dialecten. Op de website van Sylvia ben je uitgenodigd om nog een taal toe te voegen: www.sylviahubers.nl => manlief schaakt Terug naar de foto. Deze magere bebrilde man met zijn strak naar achteren gekamde haren is iemand die zich zowel in de kunst- als in de schaakwereld heeft gemanifesteerd; het is Marcel Duchamp, die leefde van 1887 tot 1968. Degene die de kunstwereld op stelten zetten door een urinoir te ondertekenen en tentoon te stellen. En een fietswiel op een krukje. Maar zijn ware passie was schaken. Hij was er zo dol op dat hij er zelfs zijn kunstenaarscarrière voor op gaf. Hij begon laat met schaken, pas op zijn 36ste. Hij werd een goede speler, grootmeester, en hij vertegenwoordigde bijvoorbeeld Frankrijk vier keer in schaakolympiades. Hij schreef en vertaalde schaakboeken en had een column in de krant Le Soir. De schaakpartij is ook van de andere kant vastgelegd. Naar verluid was deze schaakpartij een idee van Eve Babitz. Ze had toen een relatie had met de getrouwde galeriehouder Walter Hopps. Op de openingsavond van Duchamp’s tentoonstelling zou Hopps met zijn vrouw zijn en hij wilde niet dat Eve daar zou zijn. De schaakpartij was een excuus om toch op de opening te verschijnen. Een aardige miniatuurpartij van Duchamp is tegen Georges Koltanowski (die drie keer Belgisch kampioen werd en een van de grootste blindschakers ooit) op 25 juni 1929. Duchamp speelt met de zwarte stukken.
41 Publizr Home